In Memoriam Jan de Groot

Afscheidstoespraak Coos de Groot, 23 januari 2008

Vrijdagavond 18 januari rond tienen is Jan de Groot overleden, twee dagen voor z'n 78ste verjaardag. Hij stierf, sneller dan iedereen gedacht had, maar in de waardigheid die voor hem het hoogste goed was, en op de plek die hij zelf uitgekozen had - al is hij uiteindelijk maar elf uur in het hospitium aan de Eendrachtskade geweest.

En we waren allemaal bij hem: Renée, wij, kinderen en partners, en Anneke, zijn en onze nicht. En Pa en Moe keken vanaf hun foto toe.

We nemen vandaag afscheid van Jan de Groot en het doet goed dat we dat met zo velen hier samen doen. Jan zelf zou daar verheugd over geweest zijn. En eigenlijk had ie het liefst ook hier aanwezig willen zijn, maar dat viel niet te regelen. We zijn hier juist omdat hij er niet meer is.

JdeG-04

Jan was een meester in het genre van de herdenkingsrede. Vele collega’s, vrienden, kameraden en familieleden zijn door hem uitgeleide gedaan. De taal tot in de puntjes verzorgd, met scherpe typeringen, rake woorden en gebaren. Een van z’n vele kwaliteiten. Nu sta ik hier op ‘zijn’ plek. Op zijn eigen verzoek, dat hij me op Tweede Kerstdag deed. Ik wist het natuurlijk al vele jaren.

Jan de Groot was een opmerkelijk mens, een bijzondere man. Het soort bijzonderheid waarvoor we doorgaans het woord markant gebruiken. Een man met vele kanten en facetten, karaktertrekken en tegenstrijdigheden.

Bloedserieus vaak, maar ook vol grappen, vooral woordgrapjes. Een rationalist, cerebraal, maar tegelijk één groot vat vol soms bijna explosieve emoties. Met een afkeer van het theatraal gedoe “maak het nou niet groter dan het is … “, terwijl ie tegelijk een hang naar drama en pathos had.

Respect voor autoriteit, maar ook principieel en tegendraads als “het gezag” dom of onredelijk was of misbruik maakte van de macht. En dat was (en is) vaak het geval.

Jan was een uiterst aimabele, sociale en attente man die echter – als je hem “niet mee had” – ongeduldig en nukkig kon zijn, eigenzinnig tot op het onmogelijke af. Ik heb hem echter de laatste jaren ook leren kennen als een bezorgde vader en kwetsbaarder man.

JdeG-05


Jan was een kind van zijn tijd, maar dan wel een bijzonder kind van een bijzondere tijd. Veel van zijn kwaliteiten en eigenaardigheden zijn terug te voeren tot z’n jeugd op de Hoogte, aan de Bedumerweg (met één m!) nummer 106, waar Jan als middelste van drie zonen geboren werd en tot z’n trouwen met Dina in 1955 ook woonde.

“Met kleren zijn wij nooit verwend geweest”, zei zijn jongere broer Carolus later tegen me met Gronings gevoel voor understatement. De armoe was schrijnend, Pa zat vaker zonder werk dan met. En niet alleen Pa leed daaronder, maar meer nog Moe. En daarmee ook Jan, want die twee stonden elkaar hun hele leven zeer na.

De armoe leidde tot praktische ongemakken met vernederende impact
o    een kapotte broek betekende een dag niet naar school
o    in de klas zitten met verouderde boeken, omdat er geen geld was voor de nieuwste druk
Het was de basis voor een levenslange woede en een levenslang gevoel voor rechtvaardigheid. ‘n Krachtcentrale voor een tomeloze werklust en zucht naar erkenning. Er moest veel rechtgezet worden.

Toch was er ook gezelligheid, zeker achteraf. Als Johan, Jan en Carolus later samen waren, dan werd er geschaterd. Ook door ons als kinderen. Om de kat zonder staart (het strijkijzer hing aan een niet zo sterk draadje, en de poes zat er vaak onder …), om alle “flauwe, maar leuke mopjes”. Om de knovvelige onhandigheden van Pa.

Jan was een uitzonderlijk kind. Dankzij meester Westerhof van de vijfde klas ging ie naar de HBS, het Heijmans. Als enige uit de hele buurt.

“Jan kon goed leren, dat wist iedereen”, vertelde Carolus later. “Altijd bij de besten. .. Pa wou d’r wel es schamper over doen. Jan had herhaaldelijk ruzie met Pa, dat was nu eenmaal zo. Pa had een gloeiende hekel aan ‘intellectu¬elen’ en alles wat ‘auto¬riteit’ was. Pa zei dan: ‘Dou, dou .. goa dou moar noar dien soort¬genoot’n tou!’ Wat een vreselijke trap na hè, maar zo zat die man in elkaar.”

Aan het eind van de oorlog zwierf Jan door de stad en werd chroniqueur van de bevrijding met zijn dagboeken als resultaat. Iemand moet het vastleggen per slot van rekening.

JdeG-06

Na de oorlog werd Jan lid van de Jeugdbond voor Onthouding, de JVO, waarvan veel leden al snel overstapten naar de AJC, de Arbeiders Jeugd Centrale. Meteen in 1945 leerde hij er Dina kennen. Jan heeft lang huizenhoog tegen haar opgekeken. Dina was niet alleen 6 jaar ouder, ze kon ook uit diverse impliciete en expliciete aanzoeken een keuze maken. Jan is nooit uitgesproken geraakt over de kwaliteiten van Dina, haar door trouwen afgebroken loopbaan als onderwijzeres en haar muzikale gaven.

Dina koos voor Jan. Er kwam een gezin, een groot gezin, met vier kinderen. Met tamelijk traditionele rollen en verhoudingen. Eerst woonden we aan de Westindische kade, later aan de Gorechtkade. En Jan ontsteeg al snel zijn startpositie als jongste bediende bij uitgeverij J.B. Wolters.

De wederopbouw ten voeten uit.

De invloed van de AJC was groot en uitte zich in hoogverheven idealen. Geestelijke idealen. Zelfbeheersing scoorde hoog; genieten, lijfelijkheid en intimiteit stonden veel lager genoteerd. Veel van het gedachtegoed was ontleend aan het werk van Henriette Roland Holst, de dichteres die mij niet sympathieker werd na lezing van Elsbeth Etty’s biografie. Als vele wereldverbeteraars had ze het beter voor met de mensheid in z’n algemeenheid, dan met de concrete exemplaren in haar directe omgeving. Je moest wel over een erg zonnig karakter beschikken om daar niet zwaar op de hand van te worden. Jan was er beter tegen bestand dan Dina.

JdeG-07

Vanuit ons kinderperspectief geldt voor de jaren zestig dat Jan het J.B.Wolters-motto “Ik blijf werken” letterlijk nam en ook erg persoonlijk opvatte.

Z´n werkdrift was niet te stuiten. Hij maakte carrière, begon een studie en vertaalde een boek uit het Duits. Bovendien schreef hij als eerste in Nederland over leesbaarheid en vooral onleesbaarheid. Het succes van het boekje “Schrijven en gelezen worden” beviel ons, al was het maar omdat elke nieuwe druk vergezeld ging van een gebakje met een tientje er onder.

We woonden inmiddels weer een slag groter aan de Star Numanstraat en Jan zat veel en lang in zijn studeerkamer. Ons werd vaak verzocht wat stiller te zijn. Op de vraag “Wat doet jouw vader eigenlijk voor werk?” gaf Jannie eens het fameuze antwoord: “die zet rode streepjes in boeken”.
En inderdaad: hij verrichtte veel correctiewerk. Met het zetten van die ‘rode streepjes’ heeft zichzelf, maar vooral heel veel anderen een enorm genoegen gedaan. De streepjes stonden voor z’n hoge standaarden, z´n historisch besef, z’n liefde voor taal, z’n systematische geest, z’n nauwgezetheid en precisie. Nu nog vinden we overal lijstjes met aantekeningen. En overal zitten verklarende stickers op.

Overigens weten wij zelf ook dat hier vier appels niet ver van de boom gevallen zijn. Jan had z’n Koenen en Hans zet nog dagelijks streepjes in de woordenboeken van Van Dale.

JdeG-08

Jan had veel oog voor het betekenisvolle detail. Hij viel echter ook vaak over voor ons inziens betekenisarme details. Je kon ruzies krijgen over kleinigheden en dan werd ie streng, erg streng. Jannie heeft met een aantal rake penseelstreken getypeerd: schedeldak met zwaar montuur. Veel mensen, kinderen èn volwassenen, zijn op enig moment een beetje en soms meer dan een beetje bang voor Jan geweest. Legendarisch in onze familie zijn Jans driftbuien. Heeft ie altijd gehad, zei Oma de Groot dan, Jan is kort voor de kop, en dan volgde het verhaal over de door Jan weggesmeten vork, die trillend in de deur bleef steken.

Voor een gedreven, eigenzinnig perfectionist als Jan was de werkelijkheid vaak een bron van ergernis. En dat liet ie merken ook.

Zijn “Wie heeft mij schaartje gehad?!” kon je als kind het gevoel geven dat je een grote zonde had begaan. En dan dacht je meteen ook: hoe zal hij reageren als er werkelijk iets mis is. Maar als het er echt op aankwam, dan stond Jan achter je en kon hij een onverwachte mildheid aan de dag leggen. Toen ik voor het eerst stomdronken was geworden bijvoorbeeld of toen Henk z’n brommer total-loss gereden had tegen de auto van een KLM-hotemetoot. “Ach jongen, het is maar een ding.” En alles werd geruisloos geregeld. Jan op zijn best.

Pas heel veel later heb ik begrepen – eigenlijk vooral door de manier waarop Jan zich verhield tot z’n kleinkinderen – dat Jan geen kindermens was. Ook nooit geweest. Maatschappelijke positie telde en het werd eigenlijk pas interessant als het om school- en studieprestaties ging. En bij voorkeur goede.

JdeG-09


J.B. Wolters werd Wolters-Noordhoff en met Jans carrière ging het voorspoedig. Hij ging naar de top, op eigen kracht en geholpen door de concentratie in de uitgeverswereld. Hij werd directeur! Het moet voor Jan als een enorme overwinning hebben gevoeld. Hoorde hij er nu echt bij? En Jan en ik vochten onze versie van het generatieconflict uit. Vaak met Dina als onderwerp.

De verhuizing eind jaren zeventig naar een groot pand in de Esserlaan – de Groningse goudkust- moest het symbool van de verandering worden. En dat is het ook geworden, maar in een geheel andere zin dan bedoeld. De verhuizing bleek de opmaat naar een voor ons allemaal ongekend en tot vandaag ingrijpend drama: de ziekte van Dina leidde tot een niet meer te loochenen ontreddering.

Dina ging achteruit en Jan werkte harder dan ooit. Hij droeg al z’n verdriet alleen. Het was voor hem te groot om met anderen te delen. Ook met ons en al diegenen die hem zo graag wat meer nabij wilden zijn. Z’n emoties waren even groot als het onvermogen om er mee om te gaan.

Halverwege de jaren 80 ging Dina naar de Twaalf Hoven, waar ze uiteindelijk pas in 1992 overleed in totale afhankelijkheid en hulpbehoevendheid. Jan kreeg een sabbatical leave om vervolgens niet meer bij WN terug te keren. En hij verkocht het huis aan de Esserlaan. Met verlies, in alle opzichten met verlies.

Langzaam keerde het leven weer ten goede. Daar was het begin van een lange relatie met Renée, met zoveel goede uren, zoveel gesprekken, zoveel steun. Ze bracht rust en hij ontspande er door en werd milder. Eindelijk kwam ie ook weer aan reizen toe en daar genoten ze samen van.

3 juni 1988 was een onbetwist hoogtepunt in Jans leven, toen hij aan de RUG afstudeerde in de sociologie. Feestverhogende factor was dat wij dat beiden en samen deden, ook ik had namelijk na heel veel jaren eindelijk aan al m’n studieverplichtingen voldaan. Voor mij was de doctorandustitel nog enigszins binnen het normale verwachtingspatroon, voor hem van nauwelijks te overschatten betekenis: eindelijk erkenning en gerechtheid!

JdeG-12

Jan koos zijn koers en ging zijn eigen gang vanuit het nieuwe huis aan de Schaepmanlaan. Hij begon aan een tweede loopbaan: weer terug naar z’n passie voor het uitgeverschap. Een enorme verzamelexplosie volgde en een grote productie aan artikelen, boekjes, commentaren. Ontelbare knipsels, opmerkelijke rouwadvertenties, kinderboeken, mooie banden … Niet voor niets noemde z’n kleindochter Evelien Opa Jan ook wel “Opa Boeken”. Hij is vast blij geweest met deze eretitel.

Jan kocht een tuinhuisje om de hoek: het huisje Digitalis bij de Helperzoom. Steven is Jans vaste tuinman geweest in en heeft op die manier Jan beter leren kennen. Opa moest het meer hebben van zijn geestdriftige aanpak dan van z’n plantenkennis.

JdeG-13

Veel nieuwe interesses, veel nieuwe contacten, waaruit hechte vriendschappen zijn ontstaan. De boekenclub bijvoorbeeld.

En hij wierp zich op de geschiedschrijving van de sociaaldemocratische jongerenbeweging waar hij zoveel aan te danken had, de AJC. Ook hier een visie: niet de mindere kanten van AJC verbloemen a.u.b.! “Daar kwamen de Duitsers en ze zongen onze liedjes! Pas later begreep ik dat wij de hunne gezongen hebben”.

Het tastbare resultaat waren z’n jaarwisselingboekjes, negen in totaal, een coproductie met Jannie en in eigen beheer. Deels over de sociaaldemocratie, deels over de ontwikkeling van de boekenvak en Wolters-Noordhoff. En ook direct of indirecter: over zijn eigen plek in historische ontwikkeling van beiden, maar met name als uitgever van vòòr de tijd dat de afdeling Finance & Control de scepter ging zwaaien.

JdeG-14


Het jaar 2001 was een breuk, een schok. Jan kreeg een hartaanval. Totaal onverwacht; hij had stellig verwacht dat hij probleemloos minstens zo oud zou worden als Opa Kipperman, 92 dus. Bovendien: hij had toch altijd sober geleefd, nooit gerookt of gedronken? Hij voelde zich verraden door z’n eigen lijf, door de natuur, werd banger ook en veel verre reizen vonden niet meer plaats.

Kanker maakte zich vervolgens meester van z’n lichaam. Operaties, een broodtrommel aan medicijnen (waarvan ie alle namen in het Latijn uit z’n hoofd kende) en een verwoestende reeks chemokuren konden dat niet keren.

Renée heeft de laatste periode Jan in alle opzichten bijgestaan, door haar dagelijkse aanwezigheid en zorg. En Henk heeft de afgelopen jaren en maanden  op indrukwekkende wijze de rol van persoonlijk secretaris op zich genomen, inclusief nauwgezette berichtgeving aan ons als achterwacht.

JdeG-15

Hij was gesloopt en ging zich meer een meer bezig houden met z’n einde. Het was een intense worsteling tussen zijn levenswil, z’n behoefte om zaken zelf te beheersen en zijn diep verankerde wil om waardig te sterven – kwaliteit, geen aftakeling, geen einde als Dina.

Aan een productief, rijk en betrokken leven is een einde gekomen. We zijn erg verdrietig over z’n dood, maar ook opgelucht dat een verdere neergang hem bespaard is gebleven.  “Doe je best je leven zo goed mogelijk te besteden”, dat schreef Jan ons. Hij zelf is daar in geslaagd. Jan de Groot heeft veel rechtgezet!

JdeG-18

Negen boekjes schreef Jan en dat 10de boekje komt er ook, maar het zal niet meer door hem hemzelf gemaakt worden maar door ons. En niet met Jan Berend Wolters als onderwerp, maar met hem: Jan de Groot. Om alles wat hij ons gegeven en meegegeven heeft. Omdat we trots op hem zijn en omdat we zeker weten dat hij trots op elk van ons was.

Eén ding nog. Niet alleen Dina was muzikaal, Jan was dat evenzeer. Ook daarin ben ik hem schatplichtig, vanaf mijn eerste mondharmonica. De muziek die u dadelijk hoort draag ik aan hem op.

Coos de Groot – 23 januari 2008

JdeG-17