Dichter (J.H. de Groot)

Toen in het Groninger Museum eerder dit jaar de drukbezochte tentoonstelling van het werk van de Russische 19de eeuwse schilder Repin gehouden werd, was daar ook –voor het eerst in de geschiedenis buiten Rusland- één van zijn beroemdste schilderijen te zien: ‘De Wolga-slepers’. Dat bracht de ‘Contact’-redactie op het aardige idee om het gedicht ‘De Slepers’ op te nemen, dat in woorden weergeeft wat Repin met verf deed. Het gedicht brengt overigens wel een verdieping aan waarbij ik bij het zien van het schilderij niet had stilgestaan. Zoals de olijftak het zinnebeeld is van de vrede, zo ziet de dichter –lees het nog maar eens na- in de door mensen voortgesleepte schuit een symbool van wat veel meer is dan dat alleen: ‘We slepen het leven achter ons aan’. ‘Naar God’, zo besluit hij. Die gedachte laat ik zonder tegenspraak nu maar even voor wat de dichter er in dit gedicht zelf van vond. Mij gaat het hier alleen over zijn persoon. Wie was hij, deze Jan H. de Groot?

Iemand vroeg mij destijds of ik misschien schuilging achter de als ‘onbekende dichter’ aangeduide persoon. Dat moest ik natuurlijk ontkennen. Hoewel het bezigzijn met de taal mij niet helemaal vreemd is, heb ik het met dichten toch nooit verder gebracht dan wat sinterklaasgerijmel. Maar wie was dan wél die Jan de Groot met een H. erbij? Hier is het samengevatte resultaat van mijn nasporingen.

Jan Hendrik de Groot werd in 1901 in Alkmaar geboren in een gereformeerd gezin. Zijn vroegste gedicht is te vinden in het protestantse literaire tijdschrift Opwaartsche Wegen (1924), zijn laatste verzenbundel, De Zwanen, verscheen in 1987. Hoe productief hij was blijkt uit het aantal daartussenin verschenen bundels: meer dan dertig. De poëtische waarde daarvan houdt niet altijd gelijke tred met dit grote aantal. Als één van de eerste dichters waarschuwde hij vóór de oorlog al tegen de dreigingen van nazi-Duitsland, en toen dat gevaar zich in ons land aandiende was hij, met zijn vrouw, nauw bij het verzet betrokken. Zo raakte hij bevriend met H.M. van Randwijk, de latere hoofdredacteur van Vrij Nederland. Zelf werd Jan H. de Groot na de bevrijding redacteur van Het Vrije Volk in Arnhem.

Tot op hoge leeftijd bleef hij zich bezighouden met  literatuur, en nog toen hij al 87 was gaf hij een lezing voor een schoolklas, waar men stil en geboeid luisterde naar een man met een grote maatschappelijke en literaire betrokkenheid. De oorlog was het breekpunt in zijn denken geweest. Hij kon niet leven met de gedachte dat God, met al zijn zogeheten goedertierendheid, het wrede lot van miljoenen joden had kunnen laten passeren. Zijn verzetsherinneringen verschenen in 1989. Een jaar later overleed hij.

Al was hij geen meeslepend dichter van de hoogste rang, zoveel is nu wel duidelijk dat het geen schande is dezelfde naam te dragen als hij. Zij het zonder H.

Jan de Groot