‘Dames en heren,
Enkele jaren geleden verscheen in Engeland een boek van de econoom Ernst Friedrich Schumacher, getiteld: ‘Small is beautiful’. Credo van deze Engelse auteur van Duitse origine was: ‘Organizations should imitate nature, which doesn’t allow a single cell to become too large. When it grows big, it splits’. Dat klinkt misschien wat vreemd uit de mond van iemand die behoort tot een organisatie die zich binnen vijf jaar door middel van twee fusies nogal weinig van deze wijsheid aangetrokken heeft. En bovendien: Wat heeft dat nu te maken met dit symposium, zo vraagt u zich waarschijnlijk af, een symposium dat immers gewijd heet te zijn aan het afscheid van professor Ormeling als redacteur van de Bos-atlas en aan het honderdjarig bestaan van die Bos-atlas zelf en zijn positie in het Nederlandse aardijkskunde-onderwijs.
Ik kom daar zo op terug, maar wil graag eerst wat anders doen: u namens Wolters-Noordhoff allemaal hartelijk welkom heten. Vooral met het oog dáárop immers, mag ik deze dag, als niet-specialist in uw vakgebied, in uw midden verkeren. Het is bijzonder verheugend te zien, dat u met zovelen gevolg heeft gegeven aan onze uitnodiging dit symposium te komen bijwonen.
Een bijzonder woord van welkom wil ik richten tot de heer Ormeling, wiens naam zo onverbrekelijk met de Bos-atlas verbonden is, en niet minder ook tot mevrouw Ormeling en de verdere hier aanwezige familieleden van hen. Uw komst onderstreept nog eens extra hoezeer u zich betrokken voelt bij wat ik toch wel, zonder het te bont te maken, mag noemen: een stuk levenswerk van professor Ormeling.
Dames en heren, ‘Small is beautiful’: is dat nu een geschikt motto voor een openingswoordje dat, al zal het klein blijken, betrekking heeft op een symposium rond de Grote Bos-atlas? Zou daarvoor ‘Big is beautiful’ niet beter op z’n plaats zijn? Dat allitereert een beetje, dus het klinkt nog beter ook. En bovendien zouden we dan, om in de terminologie te blijven, kunnen spreken van de ‘Big Bos’, in het midden latend of we daarmee de Grote Bos-atlas bedoelen of de redacteur ervan. Wie zijn geneigdheid tot relativeren kent weet ook dat hij zichzelf nooit zo zou willen kwalificeren. Zelf heeft Ormeling zich als bewaker van zo vele aspecten van de atlas liever ‘Wolters’ boswachter’ genoemd, een rolverkleining die wij van Wolters-Noordhoff willen vervangen door een andere titel, omdat wij hem door de jaren heen steeds meer zijn gaan beschouwen én waarderen als: de ‘big boss’ van de Grote Bos.
Overigens: met wat wij in de wandeling de ‘periode-Ormeling’ noemen begint eigenlijk de periode van het ‘moderne’ atlas maken, dat wil onder meer zeggen: het solowerk verandert meer en meer in teamwerk. De eisen die onze veranderende wereld en het ook niet stilstaande onderwijs aan de atlas stellen maken het gaandeweg onmogelijk dat de redactie nog door één persoon gevoerd wordt. De vervaardiging van de atlas weerspiegelt daarmee een verschijnsel van onze tijd: in hoger tempo dan voorheen voltrekken zich uitbreiding, en verspreiding van de resultaten, van onderzoek op wetenschappelijk en technologisch gebied. Dat dwingt tot steeds verdergaande specialisatie. Dat we daar treurig over moeten doen geloof ik niet, mits specialismen in organisch verband kunnen en willen samenwerken. Als dat zo is dan kan het geheel meer worden dan de som van de delen.
Ook als we daarin slagen beseffen we heel goed dat de Bos-atlas nooit volmaakt geweest is en het ook nooit zal worden. Sommige stellingen van de forumleden die in de loop van de dag besproken zullen worden wijzen er ook al op dat wij in deze relatieve beoordeling van een van onze eigen kernprodukten niet alleen staan. We weten ook zelf maar al te goed dat er al weer volop aan de volgende druk gewerkt pleegt te worden zodra de vellen van de nieuwste druk van de persen komen. En soms al eerder.
Dat small beautiful is, zien we ook in de Bos-atlas zelf. Lange tijd lag de nadruk op grote overzichtskaarten, als gevolg van de regionale, ruimtelijk-inventariserende geografie die leidraad was bij het onderwijs. Sporadisch werden enkele kleine in zwart-wit uitgevoerde kaarten over speciale onderwerpen opgenomen. Het is Ormeling geweest die sterk de hand gehad heeft in de groei van het aantal thematische kaarten en kaartjes. Ook hier dus, waar nodig, aandacht voor functionele opsplitsing die niet ten koste gaat van maar ten dienste staat aan het geheel. Om nóg maar eens een open deur in te trappen: ontwikkelingen staan niet stil. Dit symposium is er dan ook duidelijk voor bedoeld bij te dragen aan een visie op de functie van de atlas in het huidige én toekomstige Nederlandse aardrijkskunde-onderwijs.
Geachte heer Ormeling: dit symposium staat toch óók, en niet in de laatste plaats, in het teken van uw afscheid als redacteur. U bent de vierde geweest die de erfenis van de naamgever van de atlas in beheer heeft gehad. J.F.Niermeijer, B.A.Kwast en P.Eibergen gingen u voor. De meester- zelf meegerekend zijn dat dus vijf verzorgers van dit grote kaartenboek geweest, slechts vijf in een tijdsbestek van honderd jaar. Snelle rekenaars onder ons zullen inmiddels becijferd hebben hoe lang een redacteurschap gemiddeld heeft geduurd en het zal hun tegelijk niet ontgaan zijn hoezeer zo’n produkt iemand kennelijk in z’n greep kan houden. U hebt, waarde heer Ormeling, het gemiddelde zelfs nog met twee jaar overschreden. In het dienstverband van J.B Wolters verrichtte u uw taak van 1955 tot 1965. Daarna was u tot 1972 weliswaar hoogleraar aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam, maar u bleef de Bos-atlas trouw. En sinds 1972 bent u hoogleraar aan het Internationaal Instituut voor Luchtkartering en Aardkunde te Enschede. Maar u blééf, in uw eigen woorden, onze trouwe ‘boswachter’.
Nu staan we aan het einde van die periode. Uw gevoelens die door zo’n afscheid opgeroepen worden kunnen wij ons goed voorstellen. Ik hoef u eigenlijk niet te zeggen dat wij van Wolters-Noordhoff die gevoelens met u delen, in het bijzonder de medewerkers van ons Geografisch-Cartografisch Instituut met wie u zo lang en zo intensief hebt samengewerkt. Maar overheersend bij dit afscheid is onze grote waardering voor uw persoon en voor de kwaliteit van uw werk. Daar voegen we onze dankbaarheid aan toe voor alles wat u in een periode van 22 jaar van constructieve samenwerking hebt betekend voor ons bedrijf en voor uw én ons troetelkind: de Grote Bos-atlas.
En hiermee, dames en heren, is dit symposium geopend. Ik hoop dat u er allemaal wat aan zult hebben, en dat het u al bekende programma van deze dag u veel nut en genoegen zal verschaffen.’